Meten

Op deze pagina worden meetmethoden van vitaal voedsel in de breedste zin beschreven.. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen meetmethoden van inhoudsstoffen, die bepalend zijn voor de vitaliteit van voedsel, en holistische meetmethoden.

Inhoudsopgave

1. De Bovis-waarde

De Bovis-waarde werd ontwikkeld door de Franse wetenschappers Bovis en Simoneton en is het trillingsgetal van materie – ofwel de energetische waarde – die een maat is voor de vitaliteit. De werkelijke Bovis-waarde waarde wordt gemeten via radiësthesie (pendel, biotensor of handdrukmethode)en wordt uitgedrukt in Bovis- of BE-eenheden. Een Bovis-waarde hoger dan 8000 BE is vitaliserend, een waarde tussen 7000 en 8000 gezond, tussen 6500 en 7000 neutraal en een waarde onder 3000 zelfs ziekmakend. Sommige bedrijven laten de Bovis-waarde van hun voedingsmiddelen en supplementen bepalen.

2. Beeldvormende meetmethoden

Auteur: Martijn van den Huijssen De Groene Vallei – Dynamisch onderzoek en bodemadvies

Inleiding

Chroma’s, stijgbeelden en kristallisaties zijn beeldvormende methoden en zijn afkomstig uit de biologisch-dynamische landbouw. Bij deze meetmethoden worden van voedingsmiddelen patronen zichtbaar gemaakt, de mate van structuur zegt iets over levensprocessen, dus over de voedingskwaliteit. Verlies van structuur zegt bijvoorbeeld iets over het verlies aan veerkracht en veroudering. 

De beeldvormende onderzoekmethoden zijn verder ontwikkeld in de jaren dertig van de vorige eeuw door de Duitse wetenschapper en bodemkundige Ehrenfried Pfeiffer (1899- 1961) en Lilly Kolisko (1889 –1976). Beide experimenteerde met verschillende beeldvormende methoden: de stijgbeeldmethode, de rondfilterchromatografie en de kristallisatiemethode. Diverse onderzoekers zijn verdergegaan met het werk van Pfeiffer en Kolisko.

Stijgbeeldmethode

Deze methode, die is doorontwikkeld door L. Kolisko, heeft veel overeenkomsten met de rondfilterchromotografie. Het verschil is dat er in plaats van een rondfilter, waar de te onderzoeken vloeistof vanuit de kern opgezogen wordt, een vierkant filter gebruikt wordt.

Hoe maak je een stijgbeeld?

Rol een strook filterpapier tot een kokertje en zet die vast met een paperclip. Plaat de papieren koker vervolgens rechtop in een speciaal schaaltje geplaatst, waarin de te onderzoeken vloeistof zich bevindt. Waarna de vloeistof in het filterpapier wordt opgezogen. In het meeste gevallen gaat het om verdunde plantensappen of kompostaftreksels, die weinig kleur aan het filterpapier geven. Om een duidelijk stijgbeeld te krijgen wordt na droging een vloeistof van 1 of 0,25% zilvernitraat in het papier opgezogen. Om het beeld te stabiliseren word na de droging een vloeistof van 0,25% ijzer sulfaat in het papier opgezogen. Dit onder gecontroleerde omstandigheden waarbij temperatuur, luchtvochtigheid van belang zijn voor het verkrijgen van een eenduidig beeld. Bij het optrekken van de vloeistoffen wordt een stolp over het stijgbeeldglaasje en filterpapier heen gezet om luchtvochtigheid beter te reguleren. [Amons et all., 1981]. Na ontwikkelen ontstaat er een beeld waarin verschillende zones zichtbaar zijn die vervolgens geïnterpreteerd kunnen worden.

Rondfilterchromatografie

De methode van rondfilterchromatografie staat beschreven in het boek Chromatography applied to quality testing. [Bron, 1984] Rondfilterchromatografie is verwant aan fotografie. Met de zogenaamde chroma’s die je met deze methode maakt, breng je de levende kwaliteit van een bodem, compost, mest, groenten, fruit of zaden in beeld. Daarmee kun je bijvoorbeeld de bodemvruchtbaarheid van een akker, weide of (volks)tuin beoordelen, of verstoringen in de water- of luchthuishouding zichtbaar maken. De methode wordt ook gebruikt om biologische en niet-biologische voeding te vergelijken op het niveau van levenskracht.

Hoe maak je een chroma?

Neem twee gram of milliliter van het uitgeperste sap van een te onderzoeken (voedings)plant of grondsoort en vermeng dit met 20 ml natronloog (NaOH). Laat deze substantie vier uur staan en zeef hem dan. Laat de vloeistof vervolgens druppelsgewijs in een chroma-rondfilterpapier trekken (ø 5,5 cm), dat geprepareerd is met een 0,5 % zilvernitraat oplossing. Daarna laat je de rondfilterchroma minimaal 7 dagen rusten in indirect zonlicht. In deze periode ontstaat het beeld, dat vervolgens geanalyseerd kan worden. [bron Pfeiffer E. 1984]

Kristallisatiemethode

Ook met deze methode kun je de levenskwaliteit van verschillende producten in beeld brengen. Denk aan granen, groenten, vloeistoffen.

Hoe wordt een kristallisatiebeeld van een voedingsgewas gemaakt?

Voor het maken van een kristallisatiebeeld wordt een proefondervindelijk vast te stellen aantal milliliters extract of sap van het te onderzoeken gewas vermengd met 150 mg koperchloride (CuCl 2 .2H 2 O), vanuit een 10% oplossing. Dat wil zeggen 10g koperchloride per 100 ml gedistilleerd water, aangevuld met water tot een totaal volume van 6 ml. De volumes van het extract en de kopercholorideolossing hangen af van het product dat je onderzoekt, de extractieprocedure en de diameter van de Petrischaal. Dit vraagt enige ervaring. De vloeistof wordt daarna uitgegoten in een Petrischaaltje (doorsnede 90mm). Het gevulde Petrischaaltje wordt vervolgens in een trillingvrije ruimte, met een start luchtvochtigheid van ongeveer 50% geplaatst en van onderaf verwarmd tot ongeveer 30 graden C. Door het verdampingsproces zal het koperchloride idealiter binnen 13 uur uitkristalliseren en ontstaat als vanzelf een beeld. Overigens lukt het in principe ook door simpelweg het gevulde Petrischaaltje op tafel te laten verdampen, eventueel geplaatst op een (oven)rooster, zodat de koelte die tijdens de verdamping ontstaat makkelijk weg kan. De beelden zullen dan veel meer variatie vertonen
en zijn niet te gebruiken voor een kwaliteitsbeoordeling. Let op: CuCl 2 is gevaarlijk voor huid en ogen en is erg corrosief, zelfs roestvrijstaal gaat corroderen. Dus niet geschikt om thuis mee te experimenteren!

Welke methode voor welk product

De beeldvormende onderzoeksmethoden overlappen elkaar in het onderzoek werkveld. Het is niet zo dat de ene methode de andere uitsluit of beter is. Sommige producten geven een “beter” te lezen beeld met een bepaalde methode. Daarbij speelt ook mee hoeveel onderzoek gedaan is met een methode en een bepaald product. Hoe groter de databank van beelden is en hoe meer uitwisseling er geweest is in dit werkgebied, hoe passender een methode bij een product is. Echter zijn er uitzonderingen. Bodem en mest kunnen het beste onderzocht worden met Rondfilterchromatografie. In dit geval is er meer dan 50 jaar aan onderzoek data en interpretatie gedaan omtrent bodem, bodem eigenschappen, bodem problemen en de hierbij meest passende oplossingen.

Video Roelant de Vletter

In deze video laat Roelant de Vletter zien hoe je stijgbeelden en chroma’s maakt en hoe je de resultaten kunt interpreteren.

3. Delayed Luminscence (DL)

Bioloog Aleksander Gurwitsj en onderzoeker Fritz Albert Popp ontdekten samen met moleculair celbioloog en biofysicus Roel van Wijk dat alles wat leeft licht in zich draagt. Dit licht is te meten en waar te nemen via biofotonen: hoe meer ‘lichtvoedsel’ een mens eet, hoe beter de gezondheid en vitaliteit bewaakt kunnen worden. Teeltwijzen, raskeuze (zaadvast of hybride), zonlicht, rijpingsfasen van het voedsel, bewaar- en bereidingstechnieken hebben allemaal invloed op de lichtenergie: ze bepalen of er licht verloren raakt of juist wordt vastgehouden in het levende wezen. Gezonde mensen en levende wezens zoals bodem, dieren, planten kunnen lichtenergie opnemen uit zon en voedsel en dat vasthouden. Het meten van fotonen zou daarom ook als preventief diagnosemiddel grote waarde kunnen hebben in de gezondheidszorg. Mensen die lichtenergie kunnen vasthouden hebben idealiter meer energie over voor gezondheid en genezingsprocessen dan mensen die veel fotonen uitscheiden.

Op verschillende plekken wordt onderzoek gedaan naar Delayed Luminescence (DL). Het principe hiervan werkt als volgt. Het product wordt in een donkere ruimte geplaatst, waarna het kort wordt verlicht. Daarna wordt met gevoelige sensoren gemeten hoe snel het product de fotonen afgeeft. Hoe trager de afgifte is hoe vitaler het product.

“Fotonen zijn lichtdeeltjes, de hoogste vorm van energie in ons lichaam. Het is de essentiële energie die ervoor zorgt dat de stofwisseling kan draaien en in stand gehouden wordt: ze worden aangemaakt, gebruikt en opnieuw geabsorbeerd. Als er stress is, dan zie je dat dit licht kan ontsnappen.” (citaat Roel van Wijk)

Belangrijk om te weten is dat het mineraal silicium (wat veel te weinig in onze voeding zit) een vitale rol speelt bij het ontvangen en vasthouden van biofotonen. Een gezonde bodem die silicium bevat is daarom van ongelooflijk groot belang voor onze vitaliteit; zonder voldoende silicium kan namelijk geen enkel ander mineraal/sporenelement efficiënt worden opgenomen. Aardappelen, gerst, haver, gierst, brandneteltoppen van een gezonde bodem kunnen ons van silicium voorzien.

4. Polyfenolen en smaak

Planten maken polyfenolen (ook wel secundaire metabolieten genoemd) aan om zichzelf te beschermen tegen vraat, ziekte, schimmels en vroegtijdige rotting. In ons lichaam vervullen ze onder andere de rol van antioxidant. Voedsel dat geteeld is zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen bevat aanzienlijk meer polyfenolen dan gangbaar geteeld voedsel. Dat komt vooral doordat de meeste beschermende stoffen en essentiële suikers in de laatste stadia van het afrijpen worden aangemaakt. Groente en fruit dat met kunstmest en bestrijdingsmiddelen is geteeld kent geen normale groei en afrijping. 

Veel van de aromatische polyfenolen geven voeding hun specifieke smaak. We hebben veel groenten en fruitsoorten echter zo veredeld (vooral gericht op een hoge productie en resistenties) dat deze stoffen eruit ‘veredeld’ zijn. Zoals het bittertje in witlof, rucola en spruitjes. Zie het verhaal in de Groene Amsterdammer We eten enkel nog verpakt water. Het meten van het droge stofgehalte van een voedingsmiddel (met bijvoorbeeld een simpele SCiO-meter) zou ons dus informatie kunnen geven of we ‘verpakt water’ eten of wezenlijk voedsel.

5. Eiwitkwaliteit

De kwantitatieve waarde van eiwit, zoals we die op etiketten van voeding lezen, hoeft niet per definitie iets te zeggen over de kwalitatieve waarde ervan: het gehalte aan essentiële aminozuren zegt meer over de kwaliteit van het voedingsmiddel dan het eiwitgehalte. 

Het lijkt aannemelijk dat natuurlijke groei- en rijpingsprocessen – zonder intensieve bemesting – de lichtenergie en hoogwaardigheid van het eiwit laten toenemen.

Door kunstmest wordt de groeifase van een plant flink verhoogd, met hoge opbrengsten als resultaat. Maar dat gaat wel ten koste van de rijpingsfase van de plant. En dat heeft weer tot gevolg dat aminozuren in de plant zich anders ontwikkelen dan bij een natuurlijke rijping: sommige aminozuren ontwikkelen zich veel beter, andere juist bijna niet, of ze ontwikkelen zich niet tot een ‘afgerond proteïne’. Dit lijkt zorgelijk: proteïne is immers afgeleid van de woorden ‘eerste’ en ‘belangrijkste’, en ons immuunsysteem, brein en spieropbouw zijn volledig afhankelijk van eiwitten met alle aminozuren erin.

Daarnaast zijn bestrijdingsmiddelen ook verstoorders van eiwitsynthese (zie artikelen Rineke Dijkinga over glyfosaat), die er zo voor zorgen dat aminozuren hun taken niet kunnen uitvoeren.

Ingrijpen in deze eiwitsynthese van de plant met ons menselijke vernuft lijkt dus in eerste instantie ideaal. Maar het heeft wellicht ingrijpender consequenties dan we mogelijk achten. Denk alleen al aan het grote aantal mensen met klachten als depressies (bij 85 procent van de millennials op dit moment), angststoornissen, fobieën, burn-out of overprikkeld zijn: als de bouwstenen voor onze neurotransmitters niet meer (kwalitatief)voldoende in ons voedsel zitten dan moeten we ons misschien afvragen of voedsel ook een oorzaak kan zijn, naast alle factoren van buitenaf.

6. Een levende, vruchtbare bodem

Van veel voedingsmiddelen is bekend hoeveel mineralen en sporenelementen ze bevatten. Waar in deze onderzoeken geen rekening mee wordt gehouden is de onderlinge balans waarin deze stoffen idealiter aanwezig zijn. Intensieve bemesting van planten met stikstof, kalium en fosfor kan veel disbalans aan mineralen en sporenelementen in de bodem – en vervolgens in de uiteindelijke plant geven. Zo kan een teveel van de ene stof de opname van een andere stof blokkeren. Deze disbalans wordt doorgegeven aan het lichaam en brein van degene die de plant eet. En dat kan grote consequenties hebben voor diens gezondheid. 

Met bio-energetische methoden worden diverse aspecten van de natuurlijke bodemvruchtbaarheid en de symbiose tussen plant en bodemleven gemeten. Monsters van gras, mest en grond worden geanalyseerd. Electrische metingen worden gecombineerd met chemische methoden: o.a. pH, OS-gehalte, EC, C/N verhouding, de bepaling van hoofd- en sporenelementen en metingen van het klei-humus complex, de C/N verhouding en het bodemleven. Plantsap-metingen met o.a. de Brix-meter wordt op brede schaal toegepast. Dit alles geeft een beeld van de gezondheid van de bodem en van de planten. Ook Bionutrient-metingen van bijvoorbeeld het James Hutton Institute in Schotland. De Bionutrient-meter is een draagbare “spectrometer” om de nutriëntendichtheid in voedsel, de bodem en gewassen te meten. Spectroscopie is een goed ontwikkelde technologie die de samenstelling van materialen kan onderscheiden met behulp van een niet-invasieve lichtflits.